De consultatie Private Lease heeft als strekking om, in afwijking van het toepassingsgebied van CCDII, Operational Lease overeenkomsten zonder koopoptie/ koopverplichting te reguleren in de Wft.
In het consultatiedocument wordt ter onderbouwing aangegeven dat Operational Lease wat risico's betreft veel overeenkomsten heeft met gereguleerd consumentenkrediet, terwijl de waarborgen in de Wft niet van toepassing zijn.
Aanvullend wordt kenbaar gemaakt dat de mogelijkheid van vrijwillige deelname aan het CKI van BKR, zoals nu van toepassing voor contracten die worden gesloten binnen de voorwaarden van Keurmerk Private Lease, binnenkort niet meer zal zijn toegestaan omdat vrijwillige deelname niet zou rijmen met de noodzakelijkheid van gegevensverwerking die de AVG vereist.
Wat is de recente historie die relevant is bij het beleidsvoornemen?
In 2020 heeft de AFM middels de jaarlijkse wetgevingsbrief bepleit dat het wenselijk is om over te gaan tot wettelijke regulering van- en toezicht op Operational Lease aan consumenten.
De AFM voerde hiertoe aan dat in de praktijk 'het risico vaak in grotere mate dan bij andere kredietvormen bij de consument ligt'. Aanvullend stelde de AFM dat 'De prikkel voor marktpartijen om betalingsproblemen te voorkomen is om meerdere redenen zwak. Dit uit zich bijvoorbeeld in de omgang met acceptatie en registratie, maar ook in de productvoorwaarden die partijen hanteren. De AFM signaleert daarnaast dat het gebrek aan maximering van de kosten en transparantievereisten leidt tot hoge (verborgen) kosten. De AFM heeft daarom, mede gelet op de sterk toenemende omvang en uitbreiding van het aanbod, (opnieuw) geconstateerd dat het verschil in wettelijke waarborgen onwenselijk en niet-uitlegbaar is. Er is samenvattend sprake van een ongelijk speelveld met het huidige gereguleerde consumptief krediet met vergelijkbare risico’s voor consumenten.'
Mede op basis van de wetgevingsbrief van de AFM is in opdracht van het Ministerie van Financiën door Decisio een breed onderzoek uitgevoerd naar de markt voor Private Lease
In het uitgevoerde onderzoek werden de door de AFM in de wetgevingsbrief gehanteerde kwalificaties in het geheel niet bevestigd. In de Kamerbrief ter begeleiding van het onderzoek werd door de minister van Financiën dan ook aangegeven dat 'in algemene zin kan worden gesteld dat de voorwaarden van privateleasecontracten helder zijn'. Prijstransparantie werd hierbij als uitzondering genoemd omdat de kostenstructuur niet met de consument wordt gedeeld. Ook werd geconcludeerd dat 'consumenten over het algemeen aangeven dat ze in hoge mate tevreden zijn over hun privateleasecontract'. Ten aanzien van de kosten van private lease werd aangegeven: ' ....dat bij de meeste auto’s waar de onderzoekers naar gekeken hebben de totale gebruikskosten lager zijn dan bij koop'.
Ten aanzien van het wenselijke vervolg werd door de minister aangegeven dat zorgen bestaan over een deel van de consumenten dat aangeeft vanuit financiële noodzaak te kiezen voor private lease. Aangegeven werd dat deze groep kwetsbaarder zou kunnen zijn voor onredelijke voorwaarden, en het aangaan van te hoge financiële verplichtingen. Hieraan werd toegevoegd dat het van belang is om aandacht te besteden aan een mogelijke groei van deze kwetsbare groep. Hierbij werd verhelderd dat uit het onderzoek geen direct verband volgde met schuldenproblematiek, maar dat groei van de private leasesector ertoe zou kunnen leiden dat de potentieel kwetsbare groep groter wordt.
De opmerking ten aanzien van 'financiële noodzaak' vraagt m.i. om nuancering. Feitelijk werd in het onderzoek aan respondenten gevraagd of er sprake was van een andere financiële mogelijkheid om de auto te verkrijgen. Het gegeven dat klanten niet in staat zijn om uit eigen middelen een nieuwe auto te betalen lijkt niet op voorhand een reden tot zorg of een reden om een problematische situatie te veronderstellen. Voor een zeer groot deel van de Nederlandse huishoudens geldt immers dat niet voldoende spaargeld beschikbaar is om een nieuwe auto of andere roerende zaken aan te schaffen. Het voert dan te ver om deze groep direct als 'kwetsbaar' te typeren. Uit de recente cijfers rond betalingsachterstanden vanuit het CKI blijk overigens ook dat in ieder geval de leasecontracten die onder het Keurmerk Private Lease zijn afgesloten zeer weinig achterstanden kennen.
Vanuit consumentenbescherming lijkt er dan ook geen enkele noodzaak aanwezig om Private Lease onder de Wft te brengen.
Continuering van aansluiting bij het CKI kan ook op andere wijze worden geborgd
Het mogelijke toekomstige verlies van de aansluiting bij het CKI voor aanbieders van Private Lease kan worden voorkomen door een wettelijke basis buiten de Wft te realiseren. Op basis van eenduidige criteria kan dan worden vastgelegd voor welke soorten overeenkomsten een raadpleeg- en registratieplicht van toepassing dient te zijn.
Waarom is huur (meestal) geen koop
Private Lease heeft als belangrijkste kenmerk dat de consument het geleaste object niet in eigendom krijgt, maar het gebruiksrecht krijgt voor een specifieke periode. Bij Operational Lease hoeft de consument niet in één keer een bedrag te betalen voor een auto, cv-ketel of een andere roerende zaak. In plaats daarvan betaalt de consument een vast maandelijks bedrag. Veelal zijn aanvullende diensten inbegrepen in de maandelijkse leasetermijn.
Op basis van het huidige artikel 7:84 BW geldt al dat overeenkomsten die de strekking hebben om eigendomsoverdracht te bewerkstelligen (in de vorm van een verplichting tot koop of een 'urgerende' koopoptie) kwalificeren als een overeenkomst van goederenkrediet (en hiermee gereguleerd worden door de Wft).
Het verdient m.i. aanbeveling om de definitie van 'krediet' te beperken tot situaties waarbij de consument de beschikking krijgt over een geldsom (of een kredietlimiet), dan wel waarbij de consument de volledige eigendom verkrijgt na betaling van een aantal termijnen.
Bij de CCD-II is ervoor gekozen om ook als sprake is van slechts een optie tot koop, de betreffende overeenkomst in scope te plaatsen. De logica hiervoor lijkt ver te zoeken. Het gegeven dat de klant aan het einde van de huurovereenkomst de mogelijkheid heeft om het goed te kopen, geeft deze overeenkomst nog geen trekken van kredietverlening. Dat zou pas het geval zijn als de consument het goed kan aanschaffen onder de marktprijs. Dan is immers sprake van een 'urgerende' koopoptie. Ook als een goed wordt gehuurd voor een hele lange periode, of als het goed naar alle waarschijnlijkheid niet door de verhuurder zal worden teruggehaald aan het einde van de huurperiode (bijvoorbeeld bij zonnepanelen) zou de huurovereenkomst getypeerd kunnen worden als krediet. In plaats van de in de consultatie genoemde criteria voor toepasselijkheid van de Wft zou dan ook beter kunnen worden aangesloten bij het criterium van impliciet of expliciet beoogde eigendomsoverdracht.
Risico's van huur en krediet verschillen
Hoewel vaak wordt gesproken over vergelijkbare risico's bij huur en krediet, zijn in de praktijk de verschillen groter.
Bij huur loopt de consument immers geen risico op waardevermindering van het goed. Bij met krediet gefinancierde goederen is dit juist wel het geval. Ook kan de consument bij huur het risico op kosten in relatie tot het goed verkleinen (bijvoorbeeld doordat onderhoud en verzekering zijn inbegrepen in een Private Lease contract). De risico's bij betalingsproblemen zijn eveneens wezenlijk anders.
Een belangrijke overeenkomst bij huur en krediet kan zijn dat de consument een langlopende financiële verplichting aangaat. Hiermee is het van belang dat de betaalbaarheid van de verplichtingen voor de consument op proportionele wijze wordt vastgesteld. In een eerdere bijdrage heb ik gewezen op de tekortkomingen in het huidige stelsel ten aanzien van de Leennormenmethodiek, en op en een mogelijke versimpeling hierin.
Appels en peren
Regelmatig wordt gesproken over de wenselijkheid van een level playing field voor aanbieders van Private Lease en Consumptief Krediet. Ik zie echter meer verschillen dan overeenkomsten tussen de twee producten; ook vanuit risico's voor de consument.
Level playing field betekent voor mij in dit kader vooral dat zowel aanbieders van Consumptief Krediet als aanbieders van Private Lease internationaal moeten kunnen concurreren met aanbieders uit andere EU-lidstaten. Dit is voor lease en krediet wat mij betreft niet op hetzelfde veld, maar op velden die prima naast elkaar kunnen liggen.
Het is begrijpelijk dat aanbieders van Private Lease niet onder AFM-toezicht willen vallen
Mede gezien de eerdere berichtgeving vanuit de AFM over Private Lease is voorstelbaar dat aanbieders van Private Lease niet vergunning plichtig vanuit de Wft willen worden, en ook niet onder toezicht van de AFM willen vallen. De beoogde uitbreiding van de productinterventie bevoegdheden van de AFM zal deze wens verder kracht bijzetten.
Reactie plaatsen
Reacties